De eerste zinnen uit Ik geef je de zon: “Zo begint het allemaal. Met Zephyr en Fry – de almachtige buurtsociopaten – die achter me aan komen stormen, en met de grond in het bos die onder mijn voeten trilt terwijl ik door de lucht, de bomen en mijn eigen withete paniek stoot.”
Wat een verhaal, wat een boek! Verschenen in 2015, overladen met prijzen en knappe recensies en al duizenden lezersharten veroverd. Waaronder ook het mijne!
Jude en haar tweelingbroer Noah zijn op hun dertiende onafscheidelijk, ondanks hun uiteenlopende karakters. Daar komt verandering in wanneer hun moeder overlijdt. Drie jaar later spreken ze elkaar amper nog. Tot Jude een eigenwijze Engelse jongen ontmoet die het leven van Jude en Noah opnieuw omgooit.
De beeldende schrijfstijl van Nelson is doorspekt met poëzie. Haar vermogen om emoties rauw, puur en krachtig over te brengen, maken van het boek een emotionele rollercoaster. De personages voelen heel echt aan. De manier waarop kunst in het verhaal wordt gebruikt als metafoor voor menselijke ervaringen is prachtig.
Hartverscheurend en pakkend verhaal
Uniek aan dit boek is het verhaal dat verteld wordt vanuit twee verschillende tijdslijnen én twee verschillende vertelperspectieven. Je leest mee met Noah wanneer hij 13 is en met Jude wanneer zij 16 is. Door die unieke diepgang en spanning maak je het opgroeien van Noah en Jude vanop de eerste lijn mee. Je weet het begin, je weet het einde en je wordt meegezogen in wat daartussen gebeurde. En op het einde vallen alle puzzelstukjes in elkaar. Jandy Nelson weet die technisch vernuftige verhaalopbouw tot het einde perfect te volbrengen.
Hartverscheurend en pakkend. Als dit ‘the masked reader’ was, zou ik mijn stoel voor ‘Ik geef je de zon’ ongetwijfeld omdraaien!
“De duisternis duurt maar een paar seconden; dan golven de kleuren mijn lichaam in, niet door mijn ogen maar door mijn huid, ze vervangen bloed en botten, spieren en zenuwen tot ik roodoranjeblauwgroenpaarsgeelroodoranjeblauwgroenpaarsgeel ben.” (p. 268)
Voor lezers vanaf 15 jaar.