De eerste zinnen uit Wat ons nog rest: “De kaarsen staan laag bij de grond. Als hun vlam uitgaat, worden kinderen opgetild en in de lucht gestoken. Het zuurstofpeil is wat opgeschoven. Duizenden monden. Duizenden longen. Steeds dezelfde lucht. In. Uit.”
Wat ons nog rest trok de voorbije weken meermaals mijn aandacht. Het werd uitgebreid besproken in de GVP en kwam regelmatig voorbij op sociale media. Dat Alina Sax prachtige boeken schrijft, was me niet vreemd: Het meisje en de soldaat en De lantaarnaansteker zijn twee toppertjes die meermaals in mijn klas aan bod kwamen. Nu waagde ze zich aan een versroman, een roman geschreven in poëtische verzen met veel ritme en pareltjes van zinnen. Een bijzondere, maar zeer gesmaakte keuze.
Beklijvend
Onmiddellijk werd ik meegezogen in het beklijvende verhaal. Berlijn, 1945, de Tweede Wereldoorlog loopt op z’n einde. In de ruïnes van de stad probeert de zeventienjarige Henrike, samen met haar moeder, broer en enkele buren te overleven in de ruïnes van de stad. De Russen komen dichterbij. De bommen en gevechten bijgevolg ook. Henrike maakt, met haar laatste sprankeltjes hoop, de moedige maar moeilijke keuze om te vertrekken.
“Moeder denkt dat we de Führer vieren. Ik vier de stilte voor de storm.” (p. 21)
Heel mooi is de manier hoe Sax de twijfel van het Duitse volk omschrijft. De trots voor hun leider Hitler, buigt langzaam om naar scepsis. De propaganda voor de oorlog, tussen de gaten aan de muren gekleefd, verliest z’n betekenis. De woorden van Goebbels en de Führer leiden tot vertwijfeling. Henrike omschrijft treffend hoe het volk meedeed met de nazi’s en niet meer zelf nadacht, hoe waarden ongemerkt verschoven en hoe zij dit in vraag stelt. Deze oorlog is ook voor Duitsers een verschrikking.
Boek dat onder je huid kruipt
Het is de witruimte en ‘al wat niet geschreven staat’ dat dit verhaal zoveel kracht geeft. De angst, de paniek, de gruwel… voel je tussen de regels door. Sax heeft weinig woorden nodig om veel beelden en sfeer op te roepen. Bij enkele heftige scenes (zoals de verkrachting) speelt ze met de bladschikking. Met 13 woorden op één pagina vertelt ze een heel (gruwelijk) verhaal. En dat kruipt onder je huid.
Toch overwint hoop, moed en levensdrang. Na haar zware vlucht bouwt Henrike in kleine stapjes een nieuw leven op. De laatste zin van het verhaal rondt het meteen ook mooi af: Al wat ons nog rest is liefde.
“‘Als je te lang volgt, kun je niet meer zelf denken. Waarden verschuiven, ongemerkt, collectief. En jij verschuift mee. Het is geen kwestie van willen of niet willen. Je doet het gewoon. Het zijn niet slechte mannen die slechte dingen doen. We zijn het allemaal. We deden het allemaal. Ik ben niet slecht. Ik ben geen nazi. Maar ik deed het wel. Net als zij. Een opbod aan beide kanten. Wraak wordt vergolden met gruwelijkere wraak.'” (p. 146)
Voor lezers vanaf 15 jaar.