De eerste zinnen uit We moeten je iets vertellen: “De zee wordt opgestuwd. Woeste golven slaan als vijandige Vikingschepen op het strand. ‘Oma! Waar ben je?’ Ik brul de woorden om boven het geraas van de storm uit te komen, maar ze waaien alle kanten uit. Met de wind pal tegen loop ik in de richting vanwaar ik in de onweersflits iets wits in het water zag.”
‘We moeten je iets vertellen.’ Wanneer je ouders deze woorden uitspreken, weet je als kind dat er een belangrijke – wellicht onprettige – boodschap zal volgen. Hazel, haar zus Rivka en broer Nathan krijgen op een ochtend de beladen woorden te horen. Samen met de boodschap dat hun ouders gaan scheiden.
Je beleeft het verhaal door de ogen van de dertienjarige Hazel. De geplande zomervakantie met het hele gezin in Italië kan niet doorgaan. Daarom zal Hazel haar zomervakantie op een eiland bij haar oma moeten doorbrengen, tegen haar zin. In de eerste zes hoofdstukken wordt de scheiding uitgewerkt. Dit leest iets te langdradig en te uitgesponnen. Vanaf haar vertrek naar het eiland (hoofdstuk 7) komen er andere boeiende personages bij en word je meegezogen in het verhaal. De personages worden mooi uitgewerkt, elk met hun eigenheid: Kean en zijn bijzondere neef Raaf, Hazel’s oma en haar blinde hond Vincent.
Verschillende aspecten uit een (tiener)leven komen aan bod: verliefdheid, afscheid nemen, keuzes maken, autisme, dementie, zelfacceptatie… Wanneer Hazel in een lade bij oma een pakje ongeopende brieven bestemd voor haar vader ontdekt, komt ze de ware reden van de scheiding te weten, die we hier (uiteraard) nog geheim houden. Deze verhaallijn geeft het verhaal absoluut een mooie diepgang.
Talent voor verhalen vertellen
Hoewel ik op voorhand een beetje vreesde dat dit een typisch stroperig verhaal vol treurnis zou worden, was ik verrast door de eerlijke inhoud en de verschillende ontroerende en herkenbare personages en verhaallijnen. Marlies Slegers heeft een talent voor verhalen vertellen. Jeska Verstegen zorgde voor de prachtige voor- en achterflap en schutbladen, waarin de vliegende flamingo’s opvallen. En dat is uiteraard geen toeval. Hazel’s opa was een vogelliefhebber en Hazel verwijst regelmatig naar vogelweetjes uit Het grote vogelboek. De flamingo’s refereren ook naar de ware reden van de scheiding.
Perfecte leesmatch
Ik las dit meeslepende boek tijdens een kampeervakantie in de Vogezen: ‘s avonds laat in het pikkedonker, kinderen en manlief lagen al in de tent, vleermuizen fladderden boven me en ik las bij kaarslicht. ‘We moeten je iets vertellen’ bleek mijn perfecte leesmatch te zijn. Het bezorgde me heerlijke avondlijke leesmomenten, inclusief de brok in de keel en dat overkomt me niet zo vaak.
“Het is een stapeltje brieven die bij elkaar gebonden zijn met een een rood lint. Ze zijn ongeopend, zie ik tot mijn verrassing. Ze zijn ook behoorlijk oud, lijkt het. En ze komen uit een ander land. Er zitten postzegels op waarop 1,40F en Republique Française staat. Frankrijk dus. Waarom zou oma ze nooit hebben opengemaakt? De brieven hebben allemaal dezelfde afzender: D.H. Meer staat er niet op de achterkant. Ik schuif het lint dat eromheen gebonden is wat opzij. Dan zie ik aan wie de ongeopende brieven geadresseerd zijn. Aren Meijer. Pap.” (p. 129)