Voor het behalen van het diploma ‘expert kinder- en jeugdliteratuur’ (Vol Van Lezen) schreef ik in 2024 een meesterstuk over de geweldige bundel ‘Dichter bij de seizoenen’. Ik ontwikkelde lesideeën en voerde enkele daarvan in juni ook uit in de klas van juf Els (tweede leerjaar). Literatuureducatie maakt van kinderen betere lezers. Kinderen leren hoe je (vanuit je eigen kader) een boek interpreteert, hoe je er betekenis aan geeft en hoe je tot dieper begrip komt. Omdat deze poëziebundel een perfecte opstap is om tot literatuureducatie te komen, deel ik graag enkele lesactiviteiten.
Dichter bij de seizoenen is een prachtige poëziebundel, geschreven door Bette Westera en geïllustreerd door Henriette Boerendans. Het boek verscheen in het voorjaar van 2024. De seizoenen worden ritmisch in taal beschreven met karakteristieke illustraties erbij. Als lezer beleef je een jaar in de natuur in vogelvlucht, met voor elk seizoen en elke maand een passend gedicht. Het is een bundel die verwondering prikkelt. Ieder seizoen start met een illustratie van hetzelfde landschap, met een houten huis tussen de velden en weiden, in telkens een ander kleurenpalet. In de winter snuffelt de vos in de sneeuw op zoek naar voedsel, in de herfst vliegen wilde eenden over naar het zuiden, in de lente dwarrelen bloesemblaadjes en in de zomer zoemen bijen. De smaakvolle illustraties van Henriette Boerendans zijn kunstzinnige houtsneden die met hun grovere lijnen en nerven voor karakter en robuustheid zorgen. En toch stralen de taferelen in de illustraties ook een zachtheid uit. Bij elk seizoen staat ook een haiku. Deze haiku’s geven de sfeer die past bij dat seizoen schitterend weer.
Gedichten zijn een zeer rijke taalvorm. Ze vormen springplanken om de relatie tussen vorm en betekenis van taal te leren en lenen er zich uitstekend toe om belevend te lezen. In dit boek worden linken naar wereldoriëntatie (de seizoenen en de maanden) gelegd. En in dit boek komen 13 verschillende versvormen aan bod. Deze combinatie vind ik bijzonder betekenisvol en effectief.
Per maand is een gedicht geschreven, van maart tot februari, van lente tot winter. Bette Westera overtreft zichzelf door elke maand een andere versvorm te gebruiken. Zo komt ze tot een verzameling van 13 diverse versvormen: een kwatrijn, een sonnet, een rondelet…. Kinderen ontdekken dat een gedicht veel meer kan zijn dan een tekst met eindrijm. Ze speelt met taal en ritme. Achterin het boek is een duidelijke, overzichtelijke en heldere beschrijving per versvorm opgenomen. Dit maakt dit boek tot een perfecte aanvulling bij poëzielessen. Als een didactische en prikkelende handleiding kan de bundel ingezet worden bij het lezen en schrijven van gedichten in vele vormen en stijlen. Hoe kan je een gedicht mooi laten klinken, welk effect heeft herhaling, hoe schrijf je een kwatrijn, wat is een strofe of een vers, wat is een alliteratie…? Het wordt allemaal uitgelegd in het laatste deel. Het boek werd zeer mooi vormgegeven. Dichter bij de seizoenen werd zo een zeer mooie combinatie van prentenboek, poëzie en non-fictie.
Linken leggen met wereldoriëntatie
- Lesinstap: Vier illustraties uit het boek (lente, zomer, herfst, winter) worden op bord getoond. Voorkennis wordt opgehaald, een woordenweb wordt opgebouwd (over seizoenen, kleuren bij seizoenen, dieren in de seizoenen, het weer, de maanden…). Wat zien we op de illustraties? Waarover zou dit boek (dat nog niet getoond werd) kunnen gaan?
- Titel bespreken: De titel wordt besproken. Dichter verwijst naar gedichten. Wat zijn gedichten? Welke gedichten ken je? Hoe klinkt een gedicht? Het boek wordt doorbladerd. Er wordt ontdekt dat het is opgebouwd als een jaarkalender, met een gedicht bij elke maand. De eerste maand in het boek is maart. Waarom zou dat zo zijn?
- Dieren- en plantenfiches: Heel wat verschillende dieren, bomen en planten komen aan bod in de gedichten. Er worden fiches opgemaakt met info over deze dieren, bomen en planten. Wat komen we te weten in het boek? Wat zoeken we zelf nog op? Hoe zien de dieren, planten en bomen eruit?
- Andere w.o. thema’s: Verschillende gedichten hebben ook linken met andere thema’s. Het gedicht Lentekriebels kan in een kunstproject of kunstthema gebruikt worden (Van Gogh), Wie bij een thema rond fruit (appels), Winterslaap bij een thema rond dieren in winterslaap (egel)…
- De maanden van het jaar: de leerlingen gaan in groepjes aan de slag. Ze krijgen 12 illustraties uit het boek (passend bij de 12 maanden). Ze onderzoeken de illustraties, leggen deze in de juiste volgorde (volgens de maanden van het jaar) en leggen er de gepaste maand bij.
Werken aan tekstbegrip
De gedichten vragen nadere toelichting om tot begrip te komen. Er zit heel wat beeldspraak in. Door vragen te stellen, te visualiseren, voorkennis op te halen en te voorspellen (de 4 V’s) wordt tekstbegrip versterkt.
- Vertel Eens: Het gedicht Lentedans omschrijft het leven van een lammetje in de lente, maar het woordje lam wordt er niet in gebruikt. Dit gedicht leent zich uitstekend tot gesprekken. Bv. met de Vertel Eens – methodiek.
- Verknipte zinnen: Door zinnen te verknippen en de leerlingen deze in juiste volgorde te laten leggen, staan ze stil bij het begrijpen van de tekst.
Taal beschouwen
De verschillende dichtvormen zijn zeer rijk en er zit heel wat taalbeschouwing in. Gedichten zijn een prima opening om hierover te leren.
- Bijvoeglijke naamwoorden en zinsdelen: In het stapelvers Winterlandschap wordt elke zin steeds een beetje langer, dit door toevoeging van bijvoeglijke naamwoorden en zinsdelen.
- Trappen van vergelijking: In het gedicht Winterlandschap zitten aanzetten van trappen van vergelijking.
- Alliteraties: Er komen heel wat alliteraties in de gedichten aan bod (Bleekblauw bloesemblad, badderend baardmannetje…)
- Beeldspraak: Ga op zoek naar beeldspraak in de gedichten (De blaadjes krijgen rimpels, een dansende wolk muggen…).
Woordenschat
De gedichten puilen uit van woorden die kinderen wellicht nog niet actief kennen.
- Diergeluiden (kwinkelerende vinken, de roodborst flierefluit, kwakende eenden, de gansen gakken, de specht gaat hakketakken…)
- Werkwoorden (dwarrelen, wuiven, schuilen, overzien, baden, grazen…)
Bewegen
- Bewegingstussendoortje: Er worden verschillende zinnen over dieren uit gedichten in de bundel voorgelezen. De leerlingen beelden de bewegingen van die dieren geluidloos uit, al wandelend door de klas. Bv. Een knotje witte wil danst op brekebenen door de wei (maart), Vlinders kruipen nieuwsgierig uit hun coconnetjes (april), In de struiken loert de vos (juni), Op verschraalde heide schuilen schapen in de schaduw (juli)…
Technisch lezen
- Luidop lezen: De leerlingen oefenen om een gedicht luidop voor te lezen (technisch lezen). Er wordt stilgestaan bij de verschillende manieren van voorlezen: snel, traag, hard, zacht, met gevoel… De leerlingen leren rekening te houden met het melodisch, temporeel en dynamisch accent.
- Klankspel: Een klankspel wordt ontwikkeld bij zes klankrijke woorden met 1, 2 of 3 lettergrepen uit één gedicht. Deze zes woorden worden op bord gezet. Een ritmisch klankspel wordt uitgewerkt door woorden aan te wijzen en te herhalen. Dit kan ook in canon.
Dramatiseren
- Dramatiseren: De leerlingen zetten de tekst van een gedicht om tot een toneelstukje. Ze verzinnen ook een vervolg op het gedicht dat ze mee in drama omzetten. Dit voeren ze uit voor de groep. Dit kan bv. met het gedicht Langste dag.
- Dialogen: Horen hoe de personages zich uitdrukken én zien hoe ze zich non-verbaal gedragen (mimiek, houding, intonatie, emotie…) zorgt voor een echte beleving van een tekst of gedicht. Sommige gedichten kunnen omgezet worden in een dialoog. Dit kan bv. met het gedicht Langste dag.
- Tableau vivant: Een situatie uit een gedicht wordt uitgebeeld in een tableau vivant: een stilstaand beeld.
- Verklanken: Het gedicht gehakketek omschrijft hoe een specht in een boom ‘hakketakt’. De leerlingen kunnen verklanken hoe dit klinkt.
Creatief schrijven
- Leren van de dichter: De verschillende dichtvormen nodigen uit tot zelf poëzie schrijven. Om te leren hoe je een gedicht schrijft, is het heel zinvol eerst veel gedichten te beluisteren en te lezen.
- Elfje: Een elfje is wellicht de makkelijkste dichtvorm. De leerlingen schrijven zelf een elfje bij de verschillende seizoenen. Eerst wordt een woordenweb bij elk seizoen gemaakt, daarna wordt aan bord samen een elfje geschreven. De leerlingen oefenen op het kiezen van gepaste woorden (geen lidwoorden, soms geen werkwoorden) en het ballen van hun gedachten in korte, krachtige woorden en (korte) zinnen.
- Andere dichtvormen: Leerlingen met meer schrijfervaring kunnen ook met de andere dichtvormen aan de slag.
- Wisselen van focalisator: Een gedicht kan herschreven worden vanuit een ander oogpunt (de vos, de mama, het kalf…). Wat zouden deze doen/ zeggen/ voelen…?
Beeldend werken
- Illustraties bekijken: De kleuren, de vormen, de sfeer… van de illustraties worden besproken. Welke techniek zou gebruikt zijn? Er wordt een filmpje bekeken van houtsnede.
- Druktechniek: Er worden door de leerlingen zelf afdrukken gemaakt: kerven in foam en met inkt erover rollen. Dan de afdruk maken op een wit blad. De leerlingen maken kleine illustraties die bij de seizoenen horen.
- Seizoensposters: Ze kleven deze zelfgemaakte afdrukken ook op op de grote papieren bij de elfjes. Deze seizoensposters werden in de gang omhoog gehangen.
Techniek
- Vogelvoer bereiden: Ga in de herfst zelf aan de slag om vogelvoedsel te maken: pindarisotto en zadensaté (gedicht Thuisblijvers).
Enkele reacties van leerlingen en de leerkracht bij deze activiteiten:
“Ik vond het moeilijk om met zo weinig woorden een gedicht te schrijven. Ik wou altijd langere zinnen maken. Na een paar keer ging dat wel beter. Je moest dan zo goed nadenken welke woorden eigenlijk de
belangrijkste zijn.”
“Gaan we volgende keer nog eens toneelspelen?”
“Juf, mag ik mijn elfjes mee naar huis nemen? Ik ben er fier op.”
“Als ik groot ben, wil ik ook eens echt zo’n houtsnede maken! Die lijntjes daar in vind ik zo mooi.”
“Juf, mag het boek in onze klas blijven? Ik wil de andere gedichten ook nog lezen.”
“Een gedicht omzetten naar een toneel heb ik nog nooit gedaan. Dat werkte wel goed. De kinderen vinden het gedicht – hoewel het eigenlijk geen makkelijk gedicht is – supermooi. Dat is wel omdat je er iets creatief
mee deed. De betrokkenheid van de kinderen was supergroot.”
“Ik ga dat zeker nog eens doen met de leerlingen, zo technisch lezen op verschillende manieren. Hier leerden ze echt iets uit. En ze kloegen niet, wat ze anders wel doen als we luidop gaan lezen. Dit vonden ze meer een spelletje.”
“Zo’n seizoensposters ga ik nog maken. De leerstof rond de maanden van het jaar wordt gelinkt aan een boek en wordt creatief uitgewerkt. Dat is sterk onderwijs.”
Dankjewel aan juf Els en de lieve kinderen uit haar tweede leerjaar om samen dit heerlijke boekenprojectje uit te werken!